Aflevering 7: Fysieke Training 3/3
In de vorige aflevering stonden we al even stil bij de diverse wetenschappelijke metingen of ‘waardes’ die belangrijk zijn bij het trainen. Waar eerst op snelheidsmeters gekeken werd gingen renners daarna over op hartslagmeters terwijl nu bijna iedereen op zijn of haar vermogensmeters gefocust is.
Welke waardes je ook gebruikt, besef goed dat dit slechts een hulpmiddel is om jezelf beter te leren kennen. Het maakt met andere woorden je inspanningsgevoel wat objectiever; het geeft je een maatstaf om te weten hoe hard je je lichaam eigenlijk aan het belasten bent. Finaal zijn die waardes dus een leermiddel waardoor je je lichaam beter kan leren kennen mits je de objectieve informatie constant vergelijkt met je subjectieve gevoel inspanning of uitputting – de zogenaamde rate of perceived exertion (rpe). Echte toprenners kijken dan ook vaak niet meer op hun metertje omdat ze gewoon heel precies aanvoelen hoeveel watt ze aan het duwen zijn. Ze lezen, dankzij de omweg van de metertjes, perfect hun eigen lichaam en weten heel precies wat ze aan het doen zijn.
Waardes bieden je een kader, maar een menselijk lichaam is natuurlijk geen machine. Je kan je lichaam niet programmeren om iets te doen, je kan alleen maar een inspanningsplan maken en dat zo goed mogelijk volgen. In een tijdrit bijvoorbeeld maak je best een pacingsplan, waarin je goed je inspanningen verdeelt op basis van vooropgestelde waardes die je graag zou willen duwen in elke fase van het tracé. Maar staar je er zeker niet blind op en focus je vooral op je lichamelijk gevoel. Het is namelijk zo dat je op een superdag – en als je trainingsopbouw goed was héb je die ook misschien wel net op de wedstrijddag – kan je misschien méér duwen dan je zelf dacht. Het zou met andere woorden dom zijn om je helemaal te focussen op je waardes en dus minder snel te rijden dan je op dat moment kan.
Vastleggen en dan weer loslaten, daar gaat het dus om. Eerst objectiveren en dan weer subjectiveren. Gebruik de waardes als input en focus je dan op je eigen output – op wat je lichaam aan het doen is. Maar laat je niet begrenzen door de cijfers, elke topprestatie heeft iets speciaals en kom tot stand doordat mensen dingen doen die grootser zijn dan wie dan ook had durven denken. Soms kan je gewoon meer, en dat moment moet je altijd pakken.
Ook voor wat betreft het omgaan met je trainingsplannen is het essentieel om wendbaar te blijven en te leven in het hier en nu zonder je vast te klampen aan bepaalde recepten van vroeger.
Een jaarplan kan je bijvoorbeeld niet herhalen jaar na jaar, je lichaam staat immers niet stil en de omstandigheden zijn ook anders ieder jaar. Elk jaar moet je dus opnieuw aan de slag om een jaarplan te maken op maat van de maturiteit van je lichaam op dat moment en alle andere elementen die dan spelen. Een trainingsplan is daarom ook een soort kunstwerk, het is het resultaat van vele schetsen en langdurig boetseren om uiteindelijk te komen tot een uniek en eenmalig resultaat.
Klakkeloos kopiëren van vroegere plannen is dus geen slim idee, maar slim recycleren is dat zeker wel! Op een bepaald moment kan je bijvoorbeeld wel een deel van je vroegere trainingen herhalen omdat dat op dat moment zeer nuttig is. In die zin is het zeker goed om al je trainingsplannen en resultaten heel zorgvuldig te documenteren, zodat je er achteraf, als bleek dat een bepaalde aanpak in een bepaalde situatie erg goed heeft gewerkt, ook naar kan teruggrijpen.
Eens je die plannen op maat hebt gemaakt geeft dat rust. Die plannen dan ook kunnen uitvoeren en die specifieke modules kunnen afwerken geeft erg veel voldoening; het zorgt zelfs voor een dopamine release. Bezig zijn met het uitvoeren van de activiteiten binnen je plan zorgt voor de opbouw van wat we taakspanning noemen, en het plezier van het resultaat (‘Yes, I did it!’) is erg prettig en geeft erg veel voldoening.
Maar hoed je ook: word geen slaaf van je To-Do lijstje. Het niet kunnen uitvoeren van je plannen kan immers als erg frustrerend ervaren worden. Doordat de menselijke geest dat ‘falen’ net wil vermijden vernauwt het zich en gaat alle focus naar het goed opvolgen van het vooropgestelde schema. In psychologische termen spreken we dan van obsessief compulsief gedrag – de dingen die je doet moeten absoluut gedaan worden en je hecht een absurd zwaar belang aan de precisie van het schema.
Als je merkt dat er bij jou meer sprake is van dwang (ik moet van mezelf – als ik het niet doe voel ik me miserabel en mislukt) dan van drang (ik wil zo graag – als ik het niet doe ben ik weliswaar gefrustreerd maar ik behoud mijn zelfvertrouwen) dan is het erg belangrijk om dit te benoemen aan je trainer. Je geest is nu je inwendige vijand geworden en een of ander inwendig duiveltje bazelt allerlei doemgedachten in je oor. Voor veel mensen is dit heel herkenbaar en zonder het te beseffen worden die dan heel erg streng voor zichzelf; waardoor hun training net helemaal contra-productief wordt omdat er niet meer naar het lichaam geluisterd wordt.
Tenslotte willen we nog wijzen op de typische cycli die elk lichaam ondergaat. Om te pieken bijvoorbeeld train je eerst bijzonder veel en hard, om dan de week voor de wedstrijd het volume drastisch te verminderen en je lichaam slechts af en toe te prikkelen. Door dit ‘taperen’ onstaat er een essentiële opbouw van vermogen die dan op de dag van de wedstrijd gereleased wordt. Hetzelfde zie je bij renners die uit een ronde komen. De week na die toer geraken ze niet vooruit, het lichaam moet immers herstellen, maar het weekend erop genieten ze van de zogenaamde ‘supercompensatie’.
Train veel, train hard, maar train vooral slim. Laat je bijstaan door een gekwalificeerde trainer en maak ieder jaar aangepaste plannen. Maar bovenal: hou het leuk en gevarieerd. Maak plaats voor plezier, zowel op als naast de fiets. Laat de beer op tijd los, en durf eens goed stoom af te blazen, geen enkele boog kan immers altijd gespannen staan!